Vrouwen als afgevaardigde voor de synode
In Nederland verkregen vrouwen in 1917 respectievelijk in 1919 het passieve en actieve burgerlijke kiesrecht. Toen in 1919 de Synode in de Oud-Katholieke Kerk van Nederland werd ingevoerd, waren vrouwen op grond van de bepaling van het episcopaat vanaf het begin verkiesbaar. Aan de eerste synode nam één vrouw als synodaal deel: Engelbertha Petronella Maria Sorgdrager-van Thiel. Zij was in 1927 één van de oprichters van de Bond van Oud-Katholieke Vrouwenverenigingen in Nederland. Van 1928 tot en met 1933 was ze als eerste vrouw lid van de 'Synodale Raad'.
Vrouwen als kerkmeesters
Op parochieniveau waren vrouwelijke kerkmeesters vóór de Tweede Wereldoorlog een uitzondering. Tegenwoordig is het in de meeste parochies gewoon dat vrouwen de parochie mede besturen.
Leken in het Collegiaal Bestuur
In 1974 kwam het kerkelijk rapport Bezinning op beleid met de aanbeveling, ook aan leken een directe verantwoordelijkheid in het bestuur van de kerk te geven. Tien jaar later werd de medeverantwoordelijkheid van leken in het nieuw ingestelde Collegiaal Bestuur in het statuut vastgelegd. Daarin delen de bisschoppen het bestuur van de kerk met vertegenwoordigers van leken en geestelijkheid.
Reeds in 1982 kwam de eerste vrouw in (de voorloper van) het Collegiaal Bestuur; zij was anderhalf jaar als enige vrouw lid van het bestuur. Sinds het bestaan van het Collegiaal Bestuur streeft de Vrouwenbond ernaar om tenminste twee van de vier lekenplaatsen door vrouwen te laten bezetten.
Vrouwelijke misdienaars
In 1965 kwam de eerste vrouwelijke misdienaar in Culemborg. De pastoor van Culemborg hing dit echter niet aan de grote klok, omdat hij vermoedde dat zijn bisschop dit initiatief niet zou goedkeuren. Begin jaren zeventig kwamen in verschillende parochies vrouwelijke misdienaars, ongeveer tezelfdertijd als in de Rooms-Katholieke kerk. Meer dan eens was het een dochter van een pastoor die in een parochie de eerste vrouwelijke misdienaar werd.
Vrouwen als lectoren
In 1973 kwam vanuit de Bond het initiatief om een discussienota over 'De taak van de vrouw in de pastorale dienst van de kerk' samen te stellen. In deze nota werd ervoor gepleit de talenten van vrouwen in de plaatselijke gemeenschappen beter te benutten en ruimte te scheppen voor hun bijdrage in de eredienst, de catechese en in beleidsorganen.
Tijdens de Provinciale Synode van 1974 werd om financiële en om principiële redenen, zoals de pluriformiteit van ambten en bedieningen in de Oude Kerk, voor meer vormen van het ambt gepleit. Hierbij werd gedacht aan de mogelijkheid mannen of vrouwen als lector of catecheet aan te stellen en het diakenambt als zelfstandig ambt te herstellen. De synode van 1974 adviseerde de bisschoppen lectoren te doen opleiden. De dienst van catecheet werd vooralsnog niet ingevoerd.
In 1977 werden lectoren aangesteld, onder wie enkele vrouwen. In 1984 werd het lectoraat ook in het Statuut vastgelegd. Samen met haar echtgenoot, mgr. Gerardus Anselmus van Kleef (1922-1995), had Suze van Kleef-Hillesum de lectorenopleiding opgezet; ze was zelf één van de eerste vrouwelijke lectoren. In latere jaren was ze als docent bij de lectorenopleiding betrokken.
De invoering van het lectoraat vormde een doorbraak voor de rol van vrouwen in de liturgie. Verschillende parochies zijn ermee vertrouwd geraakt dat vrouwelijke lectoren in een dienst van schriftlezing en gebed voorgaan. Sinds oktober 1993 bestaat de lectorenopleiding uit een eenjarige Cursus Theologische Vorming Gemeenteleden, die in principe openstaat voor iedereen en waarvoor veel belangstelling bestaat, en een vervolgcursus van een jaar voor toekomstige lectoren. In 2002 werd het 25jarig bestaan van de dienst van lector feestelijk in Rotterdam gevierd.
Deze tekst is ontleend aan het hoofdstuk "Vrouwen in de Oud-Katholieke Kerk" van Angela Berlis en uit het boek 'De Oud-Katholieke Kerk - Leer en leven', geschreven door Angela Berlis, Koenraad Ouwens,Jan Visser, Wietse van der Velde en Jan-Lambert Wirix-Speetjens (Zoetermeer 2000).