Egmondse Abdij

Verslag Bondsdag 2012: De Adelbertus Abdij van Egmond

Na een uitstekend verzorgde lunch reden we in twee bussen langs bloeiende bollenvelden naar de Benedictijner abdij in Egmond Binnen. Wie daar eeuwenoude gebouwen had verwacht kwam bedrogen uit. We werden ontvangen in een moderne ruimte, waar koffie, thee en reusachtige koeken klaarstonden. Het kostte de inleider, de heer Klaas Wijker, enige moeite de aandacht te vangen, maar toen die er eenmaal was, werd geinteresseeerd geluisterd naar zijn verhaal over het klooster en over de geschiedenis van de streek. Die eeuwenoude gebouwen hadden er wel kúnnen staan, want uit allerlei archeologische vondsten blijkt dat het terrein van de abdij al zeer vroeg, waarschijnlijk al rond het begin van onze jaartelling, bewoond werd. En zeker vanaf circa 700, want toen landden hier. Britse missionarissen, onder wie Willibrord en Adelbert, die de ‘woeste’ Friezen tot het Christendom gingen bekeren. Alhoewel, zeker? Er waren in die tijd meer mondingen van de Rijn en de komst van Willibrord en de zijnen wordt ook door Katwijk opgeëist. Hoe het ook zij. Willibrord trok verder en werd - zoals bekend- de eerste bisschop in de lage landen, maar van Adelbert staat wel vast dat hij in het gebied van Egmond heeft gewoond en gepreekt. Hij overleed er in 740. Op zijn graf werd een kapel gebouwd, die uitgroeide tot een bedevaartsoord. De plek is nu bekend als de Adelbertusakker. Rond het jaar 900 werd het gebied bestuurd door Dirk I, Heer van Egmond, die er een nonnenklooster liet bouwen. Een droom van een non leidde ertoe dat het gebeente van Adelbert werd overgebracht naar de kloosterkerk (de grondvorm van die kerk is nog op het huidige kerkhof terug te vinden), waarna op het oorspronkelijke graf een bron ontsprong, de Adelbertusput, ook in onze tijd nog bezocht door pelgrims. Onder Dirk II werden de nonnen verplaatst naar Bennebroek. In hun plaats kwamen monniken uit Gent en het houten klooster werd vervangen door een stenen. Het klooster, dat in rijkdom, omvang en invloed toenam, was niet alleen een religieus centrum, maar had ook belangrijke economische, culturele en maatschappelijke functies en omdat de Heer van Egmond het recht had de abt te benoemen, was zijn politieke invloed in Holland lange tijd zeer groot.

Tot in 1573 (de abt werd toen overigens al niet meer door de Heren van Egmond, maar door Rome benoemd) bij het beleg van Alkmaar alles door de geuzen werd verwoest. Er wordt beweerd dat met een deel van de waardevolle bezittingen van de abdij de nieuwe universiteit in Leiden werd gefinancierd, maar ook op/in het 3000 ha. grote terrein is nog het een en ander achtergebleven, reden waarom het hele terrein (tot de kippenhokken toe!) de status van nationaal monument heeft.

In de 20e eeuw wordt de abdij herbouwd, aanvankelijk (tot 1950) als priorij. In 1935 vestigden zich er de eerste monniken vanuit Oosterhout. Het klooster en het meubilair zijn ontworpen door de architect A.J. Kropholler. De kerk, waar 16 monniken 6 keer per dag hun getijden bidden/zingen, is van B.J. Koldewey, een leerling van Kropholler. Opvallende elementen in de kerk zijn de vier stenen engelen/monniken die de altaartafel dragen en die de kloostergeloften (gehoorzaamheid, kuisheid, armoede, en stabilitas loci (plaatsgebondenheid)) symboliseren, de lange gang naast het schip met een aantal kleine altaartjes die het de priesters mogelijk maken dagelijks privé de Mis te lezen en het graf van Floris I in het atrium voor de glazen afscheiding op de plaats waar vroeger de kerkbanken voor de leken stonden. Opvallend afwezig zijn een hoog geplaatst koor achter in de kerk en de doopvont. Het is immers geen parochiekerk.

Boven de hoofdingang van het klooster staan de woorden Deo Vacare, vrij zijn (van aardse bezittingen) voor God, de zinspreuk van de Benedictijnen. Overigens hopen de paters blijkbaar dat hun bezoekers niet volgens datzelfde principe leven, want in de abdijwinkel worden heel wat aardse goederen te koop aangeboden, zoals de fraaie kaarsen uit de eigen kaarsenmakerij, mooi keramiek en veel andere zaken. Ik ben naar huis gegaan met net zo’n  prent zoals vroeger boven mijn bedje hing met het versje: “’s avonds als ik slapen ga, volgen mij 14 engeltjes na….enz.

Agnes Bots-Nijenhuis